De gudløse drager Sværdet og spænder Buen for at fælde arm og fattig, for at nedslagte dem, der vandrer ret;
Cheth. De goddelozen hebben het zwaard uitgetrokken, en hun boog gespannen, om den ellendige en nooddruftige neder te vellen, om te slachten, die oprecht van weg zijn.
Thi de gudløse går til Grunde, som Engenes Pragt er HERRENs Fjender, de svinder, de svinder som Røg.
Caph. Maar de goddelozen zullen vergaan, en de vijanden des HEEREN zullen verdwijnen, als het kostelijkste der lammeren; met den rook zullen zij verdwijnen.
thi HERREN elsker Ret og svigter ej sine fromme. De onde udslettes for evigt, de gudløses Afkom udryddes;
Want de HEERE heeft het recht lief, en zal Zijn gunstgenoten niet verlaten; in eeuwigheid worden zij bewaard; maar het zaad der goddelozen wordt uitgeroeid.
Bi på HERREN og bliv på hans Vej, så skal han ophøje dig til at arve Landet; du skal skue de gudløses Undergang.
Koph. Wacht op den HEERE, en houd Zijn weg, en Hij zal u verhogen, om de aarde erfelijk te bezitten; gij zult zien, dat de goddelozen worden uitgeroeid.