Og da han var i Bethania, i Simon den spedalskes Hus, kom der, medens han sad til Bords, en Kvinde, som havde en Alabastkrukke med ægte, såre kostbar Nardussalve; og hun sønderbrød Alabastkrukken og udgød den på hans Hoved.
En als Hij te Bethanië was, in het huis van Simon, den melaatse, daar Hij aan tafel zat, kwam een vrouw, hebbende een albasten fles met zalf van onvervalsten nardus, van groten prijs; en de albasten fles gebroken hebbende, goot die op Zijn hoofd.