Og beskere end Døden fandt jeg Kvinden, thi hun er et Fangegarn; hendes Hjerfe er et Net og hendes Arme Lænker. Den, som er Gud kær, undslipper hende, men Synderen bliver hendes Fange.
En ik vond een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker hart netten en garen, en haar handen banden zijn; wie goed is voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen de zondaar zal van haar gevangen worden.