Psalms 25

Di Davide. A te, o Eterno, io levo l’anima mia.
Een psalm van David. Aleph. Tot U, o HEERE! hef ik mijn ziel op.
Dio mio, in te mi confido; fa’ ch’io non sia confuso, che i miei nemici non trionfino di me.
Beth. Mijn God! op U vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden; laat mijn vijanden niet van vreugde opspringen over mij.
Nessuno di quelli che sperano in te sia confuso; sian confusi quelli che si conducono slealmente senza cagione.
Gimel. Ja, allen, die U verwachten, zullen niet beschaamd worden; zij zullen beschaamd worden, die trouwelooslijk handelen zonder oorzaak.
O Eterno, fammi conoscere le tue vie, insegnami i tuoi sentieri.
Daleth. HEERE! maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden.
Guidami nella tua verità ed ammaestrami; poiché tu sei l’Iddio della mia salvezza: io spero in te del continuo.
He. Vau. Leid mij in Uw waarheid, en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils; U verwacht ik den gansen dag.
Ricordati, o Eterno, delle tue compassioni e delle tue benignità, perché sono ab eterno.
Zain. Gedenk, HEERE! Uwer barmhartigheden en Uwer goedertierenheden, want die zijn van eeuwigheid.
Non ti ricordar de’ peccati della mia giovinezza, né delle mie trasgressioni; secondo la tua benignità ricordati di me per amor della tua bontà, o Eterno.
Cheth. Gedenk niet der zonden mijner jonkheid, noch mijner overtredingen; gedenk mijner naar Uw goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o HEERE!
L’Eterno è buono e diritto; perciò insegnerà la via ai peccatori.
Teth. De HEERE is goed en recht; daarom zal Hij de zondaars onderwijzen in den weg.
Guiderà i mansueti nella giustizia, insegnerà ai mansueti la sua via.
Jod. Hij zal de zachtmoedigen leiden in het recht, en Hij zal den zachtmoedigen Zijn weg leren.
Tutti i sentieri dell’Eterno sono benignità e verità per quelli che osservano il suo patto e le sue testimonianze.
Caph. Alle paden des HEEREN zijn goedertierenheid en waarheid, dengenen, die Zijn verbond en Zijn getuigenissen bewaren.
Per amor del tuo nome, o Eterno, perdona la mia iniquità, perch’ella è grande.
Lamed. Om Uws Naams wil, HEERE! zo vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot.
Chi è l’uomo che tema l’Eterno? Ei gl’insegnerà la via che deve scegliere.
Mem. Wie is de man, die den HEERE vreest? Hij zal hem onderwijzen in den weg, dien hij zal hebben te verkiezen.
L’anima sua dimorerà nel benessere, e la sua progenie erederà la terra.
Nun. Zijn ziel zal vernachten in het goede, en zijn zaad zal de aarde beërven.
Il segreto dell’Eterno è per quelli che lo temono, ed egli fa loro conoscere il suo patto.
Samech. De verborgenheid des HEEREN is voor degenen, die Hem vrezen; en Zijn verbond, om hun die bekend te maken.
I miei occhi son del continuo verso l’Eterno, perch’egli è quel che trarrà i miei piedi dalla rete.
Ain. Mijn ogen zijn geduriglijk op den HEERE, want Hij zal mijn voeten uit het net uitvoeren.
Volgiti a me, ed abbi pietà di me, perch’io son solo ed afflitto.
Pe. Wend U tot mij, en wees mij genadig, want ik ben eenzaam en ellendig.
Le angosce del mio cuore si sono aumentate; traimi fuori dalle mie distrette.
Tsade. De benauwdheden mijns harten hebben zich wijd uitgestrekt; voer mij uit mijn noden.
Vedi la mia afflizione ed il mio affanno, e perdonami tutti i miei peccati.
Resch. Aanzie mijn ellende, en mijn moeite, en neem weg al mijn zonden.
Vedi i miei nemici, perché son molti, e m’odiano d’un odio violento.
Resch. Aanzie mijn vijanden, want zij vermenigvuldigen, en zij haten mij met een wreveligen haat.
Guarda l’anima mia e salvami; fa’ ch’io non sia confuso, perché mi confido in te.
Schin. Bewaar mijn ziel, en red mij; laat mij niet beschaamd worden, want ik betrouw op U.
L’integrità e la dirittura mi proteggano, perché spero in te.
Thau. Laat oprechtigheid en vroomheid mij behoeden, want ik verwacht U.
O Dio, libera Israele da tutte le sue tribolazioni.
O God! verlos Israël uit al zijn benauwdheden.