En hij zeide: Gij mannen broeders en vaders, hoort toe: de God der heerlijkheid verscheen onzen vader Abraham, nog zijnde in Mesopotamië, eer hij woonde in Charran;
And he said, Men, brethren, and fathers, hearken; The God of glory appeared unto our father Abraham, when he was in Mesopotamia, before he dwelt in Charran,