Asaf was het hoofd, en Zecharja de tweede na hem; Jeiel, en Semiramoth, en Jehiel, en Mattithja, en Eliab, en Benaja, en Obed-edom, en Jeiel, met instrumenten der luiten en met harpen; en Asaf liet zich horen met cimbalen;
poglavara Asafa, a drugoga za njim Zahariju, zatim Jeiela, Šemiramota, Jehiela, Matitju, Eliaba, Benaju, Obed Edoma i Jeiela s harfama i citrama; Asaf je udarao u cimbale.