Hustruen råder ikke over sit eget Legeme, men Manden; ligeså råder heller ikke Manden over sit eget Legeme, men Hustruen.
De vrouw heeft de macht niet over haar eigen lichaam, maar de man; en desgelijks ook de man heeft de macht niet over zijn eigen lichaam, maar de vrouw.
Unddrager eder ikke hinanden, uden måske med fælles Samtykke, til en Tid, for at I kunne have Ro til Bønnen, og for så atter at være sammen, for at Satan ikke skal friste eder, fordi I ikke formå at være afholdende.
Onttrekt u elkander niet, tenzij dan met beider toestemming voor een tijd, opdat gij u tot vasten en bidden moogt verledigen; en komt wederom bijeen, opdat u de satan niet verzoeke, omdat gij u niet kunt onthouden.
Men til de andre siger jeg, ikke Herren: Dersom nogen Broder har en vantro Hustru, og denne samtykker i at bo hos ham, så forlade han hende ikke!
Maar den anderen zeg ik, niet de Heere: Indien enig broeder een ongelovige vrouw heeft, en dezelve tevreden is bij hem te wonen, dat hij ze niet verlate;
Thi den vantro Mand er helliget ved Hustruen, og den vantro Hustru er helliget ved Manden; ellers vare jo eders Børn urene, men nu ere de hellige.
Want de ongelovige man is geheiligd door de vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd door den man; want anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.
Men skiller den vantro sig, så lad ham skille sig; ingen Broder eller Søster er trælbunden i sådanne Tilfælde; men Gud har kaldet os til Fred.
Maar indien de ongelovige scheidt, dat hij scheide. De broeder of de zuster wordt in zodanige gevallen niet dienstbaar gemaakt; maar God heeft ons tot vrede geroepen.
Kun vandre enhver således, som Herren har tildelt ham, som Gud har kaldet ham; og således forordner jeg i alle Menighederne.
Doch gelijk God aan een iegelijk heeft uitgedeeld, gelijk de Heere een iegelijk geroepen heeft, dat hij alzo wandele; en alzo verordene ik in al de Gemeenten.
Blev nogen kaldet som omskåren, han lade ikke Forhud drage over; er nogen kaldet som uomskåren, han lade sig ikke omskære!
Is iemand, besneden zijnde, geroepen, die late zich geen voorhuid aantrekken; is iemand, in de voorhuid zijnde, geroepen, die late zich niet besnijden.
Thi den, der er kaldet i Herren som Træl, er Herrens frigivne; ligeså er den, der er kaldet som fri, Kristi Træl.
Want die in den Heere geroepen is, een dienstknecht zijnde, die is een vrijgelatene des Heeren; desgelijks ook, die vrij zijnde geroepen is, die is een dienstknecht van Christus.
Men om Jomfruerne har jeg ikke nogen Befaling fra Herren, men giver min Mening til Hende som den, hvem Herren barmhjertigt har forundt at være troværdig.
Aangaande de maagden nu, heb ik geen bevel des Heeren; maar ik zeg mijn gevoelen, als die barmhartigheid van den Heere gekregen heb, om getrouw te zijn.
Men om du også gifter dig, synder du ikke; og om en Jomfru gifter sig, synder hun ikke; dog ville sådanne få Trængsel i Kødet. Men jeg skåner eder.
Maar indien gij ook trouwt, gij zondigt niet; en indien een maagd trouwt, zij zondigt niet. Doch dezulken zullen verdrukking hebben in het vlees; en ik spare ulieden.
Og der er også Forskel imellem Hustruen og Jomfruen. Den ugifte er bekymret for de Ting, som høre Herren til, for at hun kan være hellig både på Legeme og Ånd; men den gifte er bekymret for det, som hører Verden til, hvor ledes hun kan behage Manden.
Een vrouw en een maagd zijn onderscheiden. De ongetrouwde bekommert zich met de dingen des Heeren, opdat zij heilig zij, beide aan lichaam en aan geest; maar die getrouwd is, bekommert zich met de dingen der wereld, hoe zij den man zal behagen.
Men dette siger jeg til eders eget Gavn, ikke for at kaste en Snare om eder, men for at bevare Sømmelighed og en urokkelig Vedhængen ved Herren.
En dit zeg ik tot uw eigen voordeel; niet opdat ik een strik over u zou werpen, maar om u te leiden tot hetgeen wel voegt, en bekwaam is, om den Heere wel aan te hangen, zonder herwaarts en derwaarts getrokken te worden.
Men dersom nogen mener at volde sin ugifte Datter Skam, om hun sidder over Tiden, og det må så være, han gøre, hvad han vil, han synder ikke; lad dem gifte sig!
Maar zo iemand acht, dat hij ongevoegelijk handelt met zijn maagd, indien zij over den jeugdigen tijd gaat, en het alzo moet geschieden; die doe wat hij wil, hij zondigt niet; dat zij trouwen.
Men den, som står fast i sit Hjerte og ikke er tvungen, men har Rådighed over sin Villie og har besluttet dette i sit Hjerte at holde sin Datter ugift, han gør vel.
Doch die vast staat in zijn hart, geen noodzaak hebbende, maar macht heeft over zijn eigen wil, en dit in zijn hart besloten heeft, dat hij zijn maagd zal bewaren, die doet wel.
En Hustru er bunden, så længe hendes Mand lever; men dersom Manden sover hen, er hun fri til at gifte sig med hvem hun vil, kun at det sker i Herren.
Een vrouw is door de wet verbonden, zo langen tijd haar man leeft; maar indien haar man ontslapen is, zo is zij vrij, om te trouwen, dien zij wil, alleenlijk in den Heere.