hver af dem som Læ imod Storm og Ly imod Regnskyl, som Bække i Ørk, som en vældig Klippes Skygge i tørstende Land.
En die man zal zijn als een verberging tegen den wind, en een schuilplaats tegen den vloed, als waterbeken in een dorre plaats, als de schaduw van een zwaren rotssteen in een dorstig land.
Thi Dåren taler kun Dårskab, hans Hjerte udtænker Uret for at øve Niddingsværk og prædike Frafald fra HERREN, lade den sultne være tom og den tørstige mangle Vand.
Want een dwaas spreekt dwaasheid, en zijn hart doet ongerechtigheid, om huichelarij te plegen, en om dwaling te spreken tegen den HEERE, om de ziel des hongerigen ledig te laten, en den dorstige drank te doen ontbreken.
Skalkens Midler er onde, han oplægger lumske Råd for at ødelægge arme med Løgn, skønt Fattigmand godtgør sin Ret.
En eens gierigaards ganse gereedschap is kwaad; hij beraadslaagt schandelijke verdichtselen, om de ellendigen te bederven met valse redenen, en het recht, als de arme spreekt.
Thi Paladset er øde, Bylarmen standset, Ofel med Tårnet en Grushob for evigt, Vildæslers Fryd, en Græsgang for Hjorde -
Want het paleis zal verlaten zijn, het gewoel der stad zal ophouden; Ofel en de wachttorens zullen tot spelonken zijn, tot in der eeuwigheid, een vreugde der woudezelen, een weide der kudden.
til Ånd fra det høje udgydes over os. Da bliver Ørkenen til Frugthave, Frugthaven regnes for Skov.
Totdat over ons uitgegoten worde de Geest uit de hoogte; dan zal de woestijn tot een vruchtbaar veld worden, en het vruchtbare veld zal voor een woud geacht worden.