А вони, як упав я, радіють та сходяться, напасники проти мене збираються, я ж не знаю про те; кричать, і не вмовкають,
Maar als ik hinkte, waren zij verblijd, en verzamelden zich; zij verzamelden zich tot mij als geslagenen, en ik merkte niets; zij scheurden hun klederen, en zwegen niet stil.