Nehleďte na mne, žeť jsem snědá, nebo jsem obhořela od slunce. Synové matky mé rozpálivše se proti mně, postavili mne, abych ostříhala vinic, a vinice své nehlídala jsem.
Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken, zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed.