Mellem forhallen og alteret skal prestene, Herrens tjenere, stå gråtende og si: Spar, Herre, ditt folk, og overgi ikke din arv til vanære, så hedninger får råde over den! Hvorfor skal de si blandt folkene: Hvor er deres Gud?
Laat de priesters, des HEEREN dienaars, wenen tussen het voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar Uw volk, o HEERE! en geef Uw erfenis niet over tot een smaadheid, dat de heidenen over hen zouden heersen; waarom zouden zij onder de volken zeggen: Waar is hunlieder God?