Leviticus 8

Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
Und Jehova redete zu Mose und sprach:
Neem Aäron en zijn zonen met hem, en de klederen, en de zalfolie, daartoe den var des zondoffers, en de twee rammen, en den korf van de ongezuurde broden;
Nimm Aaron und seine Söhne mit ihm, und die Kleider und das Salböl und den Farren des Sündopfers und die zwei Widder und den Korb des Ungesäuerten;
En verzamel de ganse vergadering aan de deur van de tent der samenkomst.
und versammle die ganze Gemeinde am Eingang des Zeltes der Zusammenkunft.
Mozes nu deed, gelijk als de HEERE hem geboden had; en de vergadering werd verzameld aan de deur van de tent der samenkomst.
Und Mose tat, so wie Jehova ihm geboten hatte; und die Gemeinde versammelte sich am Eingang des Zeltes der Zusammenkunft.
Toen zeide Mozes tot de vergadering: Dit is de zaak, die de HEERE geboden heeft te doen.
Und Mose sprach zu der Gemeinde: Dies ist es, was Jehova zu tun geboten hat.
En Mozes deed Aäron en zijn zonen naderen, en wies hen met dat water.
Und Mose ließ Aaron und seine Söhne herzunahen und wusch sie mit Wasser.
Daar deed hij hem den rok aan, en gordde hem met den gordel, en trok hem den mantel aan; en deed hij hem den efod aan, en gordde dien met den kunstelijken riem des efods, en ombond hem daarmede.
Und er legte ihm den Leibrock an und umgürtete ihn mit dem Gürtel; und er bekleidete ihn mit dem Oberkleide und legte ihm das Ephod an und umgürtete ihn mit dem gewirkten Gürtel des Ephods und band es ihm damit an;
Voorts deed hij hem den borstlap aan, en voegde aan den borstlap de Urim en de Thummim.
und er setzte das Brustschild darauf und legte in das Brustschild die Urim und die Thummim;
En hij zette den hoed op zijn hoofd; en aan den hoed boven zijn aangezicht zette hij de gouden plaat, de kroon der heiligheid, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.
und er setzte den Kopfbund auf sein Haupt und setzte an den Kopfbund, an seine Vorderseite, das Goldblech, das heilige Diadem: so wie Jehova dem Mose geboten hatte.
Toen nam Mozes de zalfolie, en zalfde den tabernakel, en al wat daarin was, en heiligde ze.
Und Mose nahm das Salböl und salbte die Wohnung und alles, was darin war, und heiligte sie.
En hij sprengde daarvan op het altaar zevenmaal; en hij zalfde het altaar, en al zijn gereedschap, mitsgaders het wasvat en zijn voet, om die te heiligen.
Und er sprengte davon siebenmal auf den Altar, und er salbte den Altar und alle seine Geräte und das Becken und sein Gestell, um sie zu heiligen.
Daarna goot hij van de zalfolie op het hoofd van Aäron, en hij zalfde hem, om hem te heiligen.
Und er goß von dem Salböl auf das Haupt Aarons und salbte ihn, um ihn zu heiligen.
Ook deed Mozes de zonen van Aäron naderen, en trok hun rokken aan, en gordde hen met een gordel, en bond hun mutsen op, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.
Und Mose ließ die Söhne Aarons herzunahen und bekleidete sie mit den Leibröcken und umgürtete sie mit den Gürteln und band ihnen die hohen Mützen um: so wie Jehova dem Mose geboten hatte.
Toen deed hij den var des zondoffers bijeenkomen; en Aäron en zijn zonen leiden hun handen op het hoofd van den var des zondoffers;
Und er brachte den Farren des Sündopfers herzu; und Aaron und seine Söhne legten ihre Hände auf den Kopf des Farren des Sündopfers.
En men slachtte hem; en Mozes nam het bloed, en deed het met zijn vinger rondom op de hoornen des altaars, en ontzondigde het altaar; daarna goot hij het bloed uit aan den bodem des altaars, en heiligde het, om voor hetzelve verzoening te doen.
Und er schlachtete ihn, und Mose nahm das Blut und tat davon mit seinem Finger an die Hörner des Altars ringsum und entsündigte den Altar; und das Blut goß er an den Fuß des Altars und heiligte ihn, indem er Sühnung für ihn tat.
Voorts nam hij al het vet, dat aan het ingewand is, en het net der lever, en de twee nieren en haar vet; en Mozes stak het aan op het altaar.
Und er nahm das ganze Fett, das am Eingeweide ist, und das Netz der Leber und die beiden Nieren und ihr Fett, und Mose räucherte es auf dem Altar.
Maar den var met zijn huid, en zijn vlees, en zijn mest, heeft hij buiten het leger met vuur verbrand, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.
Und den Farren und seine Haut und sein Fleisch und seinen Mist verbrannte er mit Feuer außerhalb des Lagers: so wie Jehova dem Mose geboten hatte. -
Daarna deed hij den ram des brandoffers bijbrengen; en Aäron en zijn zonen leiden hun handen op het hoofd van den ram.
Und er brachte den Widder des Brandopfers herzu; und Aaron und seine Söhne legten ihre Hände auf den Kopf des Widders.
En men slachtte hem; en Mozes sprengde het bloed op het altaar rondom.
Und er schlachtete ihn, und Mose sprengte das Blut an den Altar ringsum.
Hij deelde ook den ram in zijn delen; en Mozes stak het hoofd aan, en die delen, en het smeer;
Und den Widder zerlegte er in seine Stücke, und Mose räucherte den Kopf und die Stücke und das Fett;
Doch het ingewand en de schenkelen wies hij met water; en Mozes stak dien gehelen ram aan op het altaar; het was een brandoffer tot een liefelijken reuk, een vuuroffer was het den HEERE, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.
und das Eingeweide und die Schenkel wusch er mit Wasser. Und Mose räucherte den ganzen Widder auf dem Altar: es war ein Brandopfer zum lieblichen Geruch, es war ein Feueropfer dem Jehova, so wie Jehova dem Mose geboten hatte. -
Daarna deed hij den anderen ram, den ram des vuloffers, bijbrengen; en Aäron met zijn zonen leiden hun handen op het hoofd van den ram.
Und er brachte den zweiten Widder, den Widder der Einweihung, herzu; und Aaron und seine Söhne legten ihre Hände auf den Kopf des Widders.
En men slachtte hem; en Mozes nam van zijn bloed, en deed het op het lapje van Aärons rechteroor, en op den duim zijner rechterhand, en op den groten teen van zijn rechtervoet.
Und er schlachtete ihn, und Mose nahm von seinem Blute und tat es auf das rechte Ohrläppchen Aarons und auf den Daumen seiner rechten Hand und auf die große Zehe seines rechten Fußes.
Hij deed ook de zonen van Aäron naderen; en Mozes deed van dat bloed op het lapje van hun rechteroor, en op den duim van hun rechterhand, en op den groten teen van hun rechtervoet; daarna sprengde Mozes dat bloed rondom op het altaar.
Und er ließ die Söhne Aarons herzunahen, und Mose tat von dem Blute auf ihr rechtes Ohrläppchen und auf den Daumen ihrer rechten Hand und auf die große Zehe ihres rechten Fußes; und Mose sprengte das Blut an den Altar ringsum.
En hij nam het vet, en den staart, en al het vet, dat aan het ingewand is, en het net der lever, en de beide nieren, en haar vet, daartoe den rechterschouder.
Und er nahm das Fett und den Fettschwanz und alles Fett, das am Eingeweide ist, und das Netz der Leber und die beiden Nieren und ihr Fett und den rechten Schenkel;
Ook nam hij uit den korf van de ongezuurde broden, die voor het aangezicht des HEEREN was, een ongezuurde koek, en een geolieden broodkoek, en een vlade; en hij leide ze op dat vet, en op den rechterschouder.
und er nahm aus dem Korbe des Ungesäuerten, der vor Jehova war, einen ungesäuerten Kuchen und einen Kuchen geölten Brotes und einen Fladen, und legte es auf die Fettstücke und auf den rechten Schenkel;
En hij gaf dat alles in de handen van Aäron, en in de handen zijner zonen; en bewoog die ten beweegoffer, voor het aangezicht des HEEREN.
und er legte das alles auf die Hände Aarons und auf die Hände seiner Söhne, und webte es als Webopfer vor Jehova.
Daarna nam Mozes ze uit hun handen, en stak ze aan op het altaar, op het brandoffer; zij waren vulofferen tot een liefelijken reuk; het was een vuuroffer den HEERE.
Und Mose nahm es von ihren Händen weg und räucherte es auf dem Altar, auf dem Brandopfer: es war ein Einweihungsopfer zum lieblichen Geruch, es war ein Feueropfer dem Jehova.
Voorts nam Mozes de borst, en bewoog ze ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; zij werd Mozes ten dele van den ram des vuloffers, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.
Und Mose nahm die Brust und webte sie als Webopfer vor Jehova; von dem Einweihungswidder ward sie dem Mose zuteil, so wie Jehova dem Mose geboten hatte.
Mozes nam ook van de zalfolie, en van het bloed, hetwelk op het altaar was, en sprengde het op Aäron, op zijn klederen, en op zijn zonen, en op de klederen zijner zonen met hem; en hij heiligde Aäron, zijn klederen, en zijn zonen, en de klederen zijner zonen met hem.
Und Mose nahm von dem Salböl und von dem Blute, das auf dem Altar war, und sprengte es auf Aaron, auf seine Kleider, und auf seine Söhne und auf die Kleider seiner Söhne mit ihm; und er heiligte Aaron, seine Kleider, und seine Söhne und die Kleider seiner Söhne mit ihm.
En Mozes zeide tot Aäron en tot zijn zonen: Ziedt dat vlees voor de deur van de tent der samenkomst, en eet hetzelve daar, mitsgaders het brood, dat in den korf des vuloffers is; gelijk als ik geboden heb, zeggende: Aäron en zijn zonen zullen dat eten.
Und Mose sprach zu Aaron und zu seinen Söhnen: Kochet das Fleisch an dem Eingang des Zeltes der Zusammenkunft; und ihr sollt es daselbst essen und das Brot, das im Korbe des Einweihungsopfers ist, so wie ich geboten habe und gesagt: Aaron und seine Söhne sollen es essen.
Maar het overige van het vlees en van het brood zult gij met vuur verbranden.
Und das Übrige von dem Fleische und von dem Brote sollt ihr mit Feuer verbrennen.
Ook zult gij uit de deur van de tent der samenkomst, zeven dagen, niet uitgaan, tot aan den dag, dat vervuld worden de dagen uws vuloffers; want zeven dagen zal men uw handen vullen.
Und von dem Eingang des Zeltes der Zusammenkunft sollt ihr nicht weggehen sieben Tage lang, bis zu dem Tage, da die Tage eures Einweihungsopfers erfüllt sind; denn sieben Tage sollt ihr eingeweiht werden.
Gelijk men gedaan heeft op dezen dag, heeft de HEERE te doen geboden, om voor u verzoening te doen.
So wie man an diesem Tage getan, hat Jehova zu tun geboten, um Sühnung für euch zu tun.
Gij zult dan aan de deur van de tent der samenkomst blijven, dag en nacht, zeven dagen, en zult de wacht des HEEREN waarnemen, opdat gij niet sterft; want alzo is het mij geboden.
Und ihr sollt an dem Eingang des Zeltes der Zusammenkunft Tag und Nacht bleiben, sieben Tage lang, und sollt die Vorschriften Jehovas beobachten, daß ihr nicht sterbet; denn also ist mir geboten worden.
Aäron nu en zijn zonen deden al de dingen, die de HEERE door den dienst van Mozes geboden had.
Und Aaron und seine Söhne taten alles, was Jehova durch Mose geboten hatte.