Og han stod op og gik. Og se, der var en Æthioper, en Hofmand, en mægtig Mand hos Kandake, Æthiopernes Dronning, som var sat over alle hendes Skatte; han var kommen til Jerusalem for at tilbede.
En hij stond op en ging heen; en ziet, een Moorman, een kamerling, en een machtig heer van Candace, de koningin der Moren, die over al haar schat was, welke was gekomen om aan te bidden te Jeruzalem;