Du ved jo også, hvad Joab, Zerujas Søn, har voldet mig, hvorledes han handlede mod Israels to Hærførere, Abner, Ners Søn, og Amasa, Jeters Søn, hvorledes han slog dem ihjel og således i Fredstid hævnede Blod, der var udgydt i Krig, og besudlede Bæltet om min Lænd og Skoene på mine Fødder med uskyldigt Blod;
Zo weet gij ook, wat Joab, de zoon van Zeruja, mij gedaan heeft, en wat hij gedaan heeft aan de twee krijgsoversten van Israël, Abner, den zoon van Ner, en Amasa, den zoon van Jether, dien hij gedood heeft, en heeft krijgsbloed vergoten in vrede; en hij heeft krijgsbloed gedaan aan zijn gordel, die aan zijn lendenen was, en aan zijn schoenen, die aan zijn voeten waren.