Da tog Abraham sin Søn Ismael og alle sine hjemmefødte og de købte, alt af Mandkøn i Abrahams Hus, og omskar selvsamme Dag deres Forhud, således som Gud havde pålagt ham.
Toen nam Abraham zijn zoon Ismaël, en al de ingeborenen van zijn huis, en alle gekochten met zijn geld, al wat mannelijk was onder de lieden van het huis van Abraham, en hij besneed het vlees hunner voorhuid, even ten zelfden dage, gelijk als God met hem gesproken had.