Ary rehefa nitoetra ela teo izy, dia nitsirika teo am-baravarankely Abimeleka, mpanjakan'ny Filistina, ka nahita fa, indro, Isaka nisangy tamin-dRebeka vadiny.
En het geschiedde, als hij een langen tijd daar geweest was, dat Abimelech, de koning der Filistijnen, ten venster uitkeek, en hij zag, dat, ziet, Izak was jokkende met Rebekka zijn huisvrouw.