Mijn vader heeft mij doen zweren, zeggende: Zie, ik sterf; in mijn graf, dat ik mij in het land Kanaän gegraven heb, daar zult gij mij begraven! Nu dan, laat mij toch optrekken, dat ik mijn vader begrave, dan zal ik wederkomen.
Mia patro ĵurigis min, dirante: Jen mi mortas; en mia tombo, kiun mi elfosis al mi en la lando Kanaana, tie vi min enterigu. Nun mi volus iri, enterigi mian patron, kaj reveni.