for at vi ved to uforanderlige Ting, i hvilke det var umuligt, at Gud kunde lyve, skulde have en kraftig Opmuntring, vi, som ere flyede hen for at holde fast ved det Håb, som ligger foran os,
Opdat wij, door twee onveranderlijke dingen, in welke het onmogelijk is dat God liege, een sterke vertroosting zouden hebben, wij namelijk, die de toevlucht genomen hebben, om de voorgestelde hoop vast te houden;