II Thessalonians 3

I øvrigt, Brødre! beder for os, at Herrens Ord må have Løb og forherliges ligesom hos eder,
Voorts, broeders, bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren zijn loop hebbe, en verheerlijkt worde, gelijk ook bij u;
og at vi må fries fra de vanartige og onde Mennesker; thi Troen er ikke alles.
En opdat wij mogen verlost worden van de ongeschikte en boze mensen; want het geloof is niet aller.
Men trofast er Herren, som skal styrke eder og bevare eder fra det onde;
Maar de Heere is getrouw, Die u zal versterken en bewaren van den boze.
og vi have den Tillid til eder i Herren, at I både gøre og ville gøre, hvad vi byde.
En wij vertrouwen van u in den Heere, dat gij, hetgeen wij u bevelen, ook doet, en doen zult.
Men Herren styre eders Hjerter til Guds Kærlighed og til Kristi Udholdenhed!
Doch de Heere richte uw harten tot de liefde van God, en tot de lijdzaamheid van Christus.
Men vi byde eder, Brødre! i vor Herres Jesu Kristi Navn, at I holde eder borte fra enhver Broder, som vandrer uskikkeligt og ikke efter den Overlevering, som de modtoge af os.
En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijk broeder, die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting, die hij van ons ontvangen heeft.
I vide jo selv, hvorledes I bør efterfølge os. Thi vi have ikke levet uskikkeligt iblandt eder,
Want gijzelven weet, hoe men ons behoort na te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u;
ikke heller spiste vi nogens Brød for intet, men arbejdede med Møje og Anstrengelse, Nat og Dag,for ikke at være nogen af eder til Byrde.
En wij hebben geen brood bij iemand gegeten voor niet, maar in arbeid en moeite, nacht en dag werkende, opdat wij niet iemand van u zouden lastig zijn;
Ikke fordi vi ikke have Ret dertil; men vi vilde give eder et Forbillede i os selv, for at I skulde efterfølge os.
Niet, dat wij de macht niet hebben, maar opdat wij onszelven u geven zouden tot een voorbeeld, om ons na te volgen.
Også da vi vare hos eder, bød vi eder jo dette, at dersom nogen ikke vil arbejde, så skal han heller ikke have Føden!
Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat, zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete.
Vi høre nemlig, at nogle vandre uskikkeligt iblandt eder, idet de ikke arbejde, men tage sig uvedkommende Ting for.
Want wij horen, dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ijdele dingen doende.
Sådanne byde og formane vi i den Herre Jesus Kristus, at de skulle arbejde i Stilhed og således spise deres eget Brød.
Doch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onzen Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid werkende, hun eigen brood eten.
Men I, Brødre! bliver ikke trætte af at gøre det gode!
En gij, broeders, vertraagt niet in goed te doen.
Men dersom nogen ikke lyder vort Ord her i Brevet, da mærker eder ham; hav intet Samkvem med ham, for at han må skamme sig!
Maar indien iemand ons woord, door dezen brief geschreven, niet gehoorzaam is, tekent dien; en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde;
Dog skulle I ikke agte ham for en Fjende, men påminde ham som en Broder!
En houdt hem niet als een vijand, maar vermaant hem als een broeder.
Men han selv, Fredens Herre, give eder Freden altid, i alle Måder! Herren være med eder alle!
De Heere nu des vredes Zelf geve u vrede te allen tijd, in allerlei wijze. De Heere zij met u allen.
Hilsenen med min, Paulus's, egen Hånd, hvilket er et Mærke i hvert Brev. Således skriver jeg.
De groetenis met mijn hand, van Paulus; hetwelk is een teken in iederen zendbrief; alzo schrijf ik.
Vor Herres Jesu Kristi Nåde være med eder alle!
De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.