Psalms 62

Per il Capo de’ musici. Per Jeduthun. Salmo di Davide. L’anima mia s’acqueta in Dio solo; da lui viene la mia salvezza.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, over Jeduthun.
Egli solo è la mia ròcca e la mia salvezza, il mio alto ricetto; io non sarò grandemente smosso.
Immers is mijn ziel stil tot God; van Hem is mijn heil.
Fino a quando vi avventerete sopra un uomo e cercherete tutti insieme di abbatterlo come una parete che pende, come un muricciuolo che cede?
Immers is Hij mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn Hoog Vertrek, ik zal niet grotelijks wankelen.
Essi non pensano che a farlo cadere dalla sua altezza; prendon piacere nella menzogna; benedicono con la bocca, ma internamente maledicono. Sela.
Hoe lang zult gijlieden kwaad aanstichten tegen een man? Gij allen zult gedood worden; gij zult zijn als een ingebogen wand, een aangestoten muur.
Anima mia, acquetati in Dio solo, poiché da lui viene la mia speranza.
Zij raadslagen slechts, om hem van zijn hoogheid te verstoten; zij hebben behagen in leugen; met hun mond zegenen zij; maar met hun binnenste vloeken zij. Sela.
Egli solo è la mia ròcca e la mia salvezza; egli è il mio alto ricetto; io non sarò smosso.
Doch gij, o mijn ziel! zwijg Gode; want van Hem is mijn verwachting.
In Dio è la mia salvezza e la mia gloria; la mia forte ròcca e il mio rifugio sono in Dio.
Hij is immers mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn Hoog Vertrek; ik zal niet wankelen.
Confida in lui ogni tempo, o popolo; espandi il tuo cuore nel suo cospetto; Dio è il nostro rifugio. Sela.
In God is mijn Heil en mijn Eer; de Rotssteen mijner sterkte, mijn Toevlucht is in God.
Gli uomini del volgo non sono che vanità, e i nobili non sono che menzogna; messi sulla bilancia vanno su, tutti assieme son più leggeri della vanità.
Vertrouw op Hem te aller tijd, o gij volk! Stort ulieder hart uit voor Zijn aangezicht; God is ons een Toevlucht. Sela.
Non confidate nell’oppressione, e non mettete vane speranze nella rapina; se le ricchezze abbondano, non vi mettete il cuore.
Immers zijn de gemene lieden ijdelheid, de grote lieden zijn leugen; in de weegschaal opgewogen, zouden zij samen lichter zijn dan de ijdelheid.
Dio ha parlato una volta, due volte ho udito questo: che la potenza appartiene a Dio;
Vertrouwt niet op onderdrukking, noch op roverij; wordt niet ijdel, als het vermogen overvloedig aanwast, en zet er het hart niet op.
e a te pure, o Signore, appartiene la misericordia; perché tu renderai a ciascuno secondo le sue opere.
God heeft een ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: dat de sterkte Godes is. En de goedertierenheid, o Heere! is Uwe; want Gij zult een iegelijk vergelden naar zijn werk.