וירא בלעם כי טוב בעיני יהוה לברך את ישראל ולא הלך כפעם בפעם לקראת נחשים וישת אל המדבר פניו׃
Toen Bileam zag, dat het goed was in de ogen des HEEREN, dat hij Israël zegende, zo ging hij ditmaal niet heen, gelijk meermalen, tot de toverijen; maar hij stelde zijn aangezicht naar de woestijn.
יזל מים מדליו וזרעו במים רבים וירם מאגג מלכו ותנשא מלכתו׃
Er zal water uit zijn emmeren vloeien, en zijn zaad zal in vele wateren zijn; en zijn koning zal boven Agag verheven worden, en zijn koninkrijk zal verhoogd worden.
אל מוציאו ממצרים כתועפת ראם לו יאכל גוים צריו ועצמתיהם יגרם וחציו ימחץ׃
God heeft hem uit Egypte uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een eenhoorn; hij zal de heidenen, zijn vijanden, verteren, en hun gebeente breken, en met zijn pijlen doorschieten.
כרע שכב כארי וכלביא מי יקימנו מברכיך ברוך וארריך ארור׃
Hij heeft zich gekromd, hij heeft zich nedergelegd, gelijk een leeuw, en als een oude leeuw; wie zal hem doen opstaan? Zo wie u zegent, die zij gezegend, en vervloekt zij, wie u vervloekt!
ויחר אף בלק אל בלעם ויספק את כפיו ויאמר בלק אל בלעם לקב איבי קראתיך והנה ברכת ברך זה שלש פעמים׃
Toen ontstak de toorn van Balak tegen Bileam, en hij sloeg zijn handen samen; en Balak zeide tot Bileam: Ik heb u geroepen, om mijn vijanden te vloeken; maar zie, gij hebt hen nu driemaal gedurig gezegend!
אם יתן לי בלק מלא ביתו כסף וזהב לא אוכל לעבר את פי יהוה לעשות טובה או רעה מלבי אשר ידבר יהוה אתו אדבר׃
Wanneer mij Balak zijn huis vol zilver en goud gave, zo kan ik het bevel des HEEREN niet overtreden, doende goed of kwaad uit mijn eigen hart; wat de HEERE spreken zal, dat zal ik spreken.
נאם שמע אמרי אל וידע דעת עליון מחזה שדי יחזה נפל וגלוי עינים׃
De hoorder der redenen Gods spreekt, en die de wetenschap des Allerhoogsten weet; die het gezicht des Almachtigen ziet, die verrukt wordt, en wien de ogen ontdekt worden.
אראנו ולא עתה אשורנו ולא קרוב דרך כוכב מיעקב וקם שבט מישראל ומחץ פאתי מואב וקרקר כל בני שת׃
Ik zal hem zien, maar nu niet; ik zal hem aanschouwen, maar niet nabij. Er zal een ster voortkomen uit Jakob, en er zal een scepter uit Israël opkomen; die zal de palen der Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren.