Die van Efraïm hebben Mij omsingeld met leugen, en het huis Israëls met bedrog; maar Juda heerste nog met God, en was met de heiligen getrouw.
Ephraim feedeth on wind, and followeth after the east wind: he daily increaseth lies and desolation; and they do make a covenant with the Assyrians, and oil is carried into Egypt.
Efraïm weidt zich met wind, en jaagt den oostenwind na; den gansen dag vermenigvuldigt hij leugen en verwoesting; en zij maken verbond met Assur, en de olie wordt naar Egypte gevoerd.
The LORD hath also a controversy with Judah, and will punish Jacob according to his ways; according to his doings will he recompense him.
Nog zegt Efraïm: Evenwel ben ik rijk geworden, ik heb mij groot goed verkregen; in al mijn arbeid zullen zij mij geen ongerechtigheid vinden, die zonde zij.
And I that am the LORD thy God from the land of Egypt will yet make thee to dwell in tabernacles, as in the days of the solemn feast.
Zekerlijk is Gilead ongerechtigheid, zij zijn enkel ijdelheid; te Gilgal offeren zij ossen, ja, hun altaren zijn als steen hopen op de voren der velden.
And Jacob fled into the country of Syria, and Israel served for a wife, and for a wife he kept sheep.
Maar de HEERE voerde Israël op uit Egypte door een profeet, en door een profeet werd hij gehoed. Efraïm daarentegen heeft Hem zeer bitterlijk vertoornd; daarom zal Hij zijn bloed op hem laten, en zijn Heere zal hem zijn smaad vergelden.
Ephraim provoked him to anger most bitterly: therefore shall he leave his blood upon him, and his reproach shall his Lord return unto him.