Maar gij zijt verworpen van uw graf, als een gruwelijke scheut, als een kleed der gedoden, die met het zwaard doorstoken zijn; als die nederdalen in een steenkuil, als een vertreden dood lichaam.
Te pedig *messze* vettetel sírodtól, mint valami hitvány gally, takarva megölettekkel, fegyverrel átverettekkel, sziklasírba leszállókkal, mint valami eltapodott holttest!