I John 4

Geliefden, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld.
Nejmilejší, ne každému duchu věřte, ale zkušujte duchů, jsou-li z Boha; nebo mnozí falešní proroci vyšli na svět.
Hieraan kent gij den Geest van God: alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God;
Po tomto znejte Ducha Božího: Všeliký duch, kterýž vyznává Jezukrista v těle přišlého, z Boha jest.
En alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van den antichrist, welken geest gij gehoord hebt, dat komen zal, en is nu alrede in de wereld.
Ale všeliký duch, kterýž nevyznává Jezukrista v těle přišlého, není z Boha; nýbrž toť jest ten duch antikristův, o kterémž jste slýchali, že přijíti má, a jižť jest nyní na světě.
Kinderkens, gij zijt uit God, en hebt hen overwonnen; want Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is.
Vy pak z Boha jste, synáčkové, a zvítězili jste nad nimi; nebo většíť jest ten, kterýž jest v vás, nežli ten, kterýž jest v světě.
Zij zijn uit de wereld, daarom spreken zij uit de wereld, en de wereld hoort hen.
Oni z světa jsou, a protož o světu mluví, a svět jich poslouchá.
Wij zijn uit God. Die God kent, hoort ons; die uit God niet is, hoort ons niet. Hieruit kennen wij den geest der waarheid, en den geest der dwaling.
My z Boha jsme. Kdo zná Boha, posloucháť nás; kdož pak není z Boha, neposloucháť nás. A po tomť poznáváme ducha pravdy a ducha bludu.
Geliefden! Laat ons elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en een iegelijk, die liefheeft, is uit God geboren, en kent God;
Nejmilejší, milujmež jedni druhé; nebo láska z Boha jest, a každý, kdož miluje, z Boha se narodil, a znáť Boha.
Die niet liefheeft, die heeft God niet gekend; want God is liefde.
Kdož nemiluje, nezná Boha; nebo Bůh láska jest.
Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem.
V tomť zjevena jest láska Boží k nám, že Syna svého toho jednorozeného poslal Bůh na svět, abychom živi byli skrze něho.
Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden.
V tomť jest láska, ne že bychom my Boha milovali, ale že on miloval nás, a poslal Syna svého obět slitování za hříchy naše.
Geliefden, indien God ons alzo lief heeft gehad, zo zijn ook wij schuldig elkander lief te hebben.
Nejmilejší, poněvadž tak miloval nás Bůh, i myť máme jedni druhé milovati.
Niemand heeft ooit God aanschouwd; indien wij elkander liefhebben, zo blijft God in ons, en Zijn liefde is in ons volmaakt.
Boha žádný nikdy nespatřil, ale milujeme-liť jedni druhé, Bůh v nás přebývá, a láska jeho dokonalá jest v nás.
Hieraan kennen wij, dat wij in Hem blijven, en Hij in ons, omdat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft.
Po tomtoť poznáváme, že v něm přebýváme, a on v nás, že z Ducha svého dal nám.
En wij hebben het aanschouwd, en getuigen, dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker der wereld.
A myť jsme viděli, a svědčíme, že Otec poslal Syna svého spasitele světa.
Zo wie beleden zal hebben, dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God.
Kdož by koli vyznával, že Ježíš jest Syn Boží, Bůh v něm přebývá, a on v Bohu.
En wij hebben gekend en geloofd de liefde, die God tot ons heeft. God is liefde; en die in de liefde blijft, blijft in God, en God in hem.
A myť jsme poznali, a uvěřili o lásce, kterouž Bůh má k nám. Bůh láska jest, a kdož v lásce přebývá, v Bohu přebývá, a Bůh v něm.
Hierin is de liefde bij ons volmaakt, opdat wij vrijmoedigheid mogen hebben in den dag des oordeels, namelijk dat gelijk Hij is, wij ook zijn in deze wereld.
V tomtoť jest k dokonání svému přišla láska Boží s námi, abychom bezpečné doufání měli v den soudný, kdyžto, jakýž jest on, takovíž i my jsme na tomto světě.
Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten; want de vrees heeft pijn, en die vreest, is niet volmaakt in de liefde.
Bázněť není v lásce, ale láska dokonalá ven vyhání bázeň; nebo bázeň trápení má, kdož se pak bojí, není dokonalý v lásce.
Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.
My milujeme jej, nebo on prve miloval nás.
Indien iemand zegt: Ik heb God lief; en haat zijn broeder, die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, dien hij gezien heeft, hoe kan hij God liefhebben, Dien hij niet gezien heeft?
Řekl-li by kdo: Miluji Boha, a bratra svého nenáviděl by, lhář jest. Nebo kdož nemiluje bratra svého, kteréhož viděl, Boha, kteréhož neviděl, kterak může milovati?
En dit gebod hebben wij van Hem, namelijk dat die God liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe.
A totoť přikázání máme od něho, aby ten, kdož miluje Boha, miloval i bratra svého.