Rubeniterne og Gaditerne havde meget Kvæg i store mængder. Da de nu så Jazers Land og Gileads Land, fandt de, at Stedet egnede sig til Kvægavl.
De kinderen van Ruben nu hadden veel vee, en de kinderen van Gad hadden machtig veel; en zij bezagen het land Jaezer, en het land van Gilead, en ziet, deze plaats was een plaats voor vee.
Derfor kom Gaditerne og Rubeniterne og sagde til Moses og Præsten Eleazar og Menighedens Øverste:
Zo kwamen de kinderen van Gad en de kinderen van Ruben, en spraken tot Mozes, en tot Eleazar, den priester, en tot de oversten der vergadering, zeggende:
Og de sagde: "Dersom vi har fundet Nåde for dine Øjne, så lad dine Trælle få dette Land i Eje; før os ikke over Jordan!"
Voorts zeiden zij: Indien wij genade in uw ogen gevonden hebben, dat ditzelve land aan uw knechten gegeven worde tot een bezitting; en doe ons niet trekken over de Jordaan.
da de var draget op til Esjkoldalen og havde set på Landet, det og de Israelitterne Modet til at drage ind i det Land, HERREN havde givet dem.
Als zij opgekomen waren tot aan het dal Eskol, en dit land bezagen, zo braken zij het hart der kinderen Israëls, dat zij niet gingen naar het land, dat de HEERE hun gegeven had.
De Mænd, der er draget op fra Ægypten, fra Tyveårsalderen og opefter, skal ikke få det Land at se, jeg tilsvor Abraham, Isak og Jakob, fordi de ikke viste mig fuld lydighed,
Indien deze mannen, die uit Egypte opgetogen zijn, van twintig jaren oud en daarboven, het land zullen zien, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb! Want zij hebben niet volhard Mij na te volgen;
Og HERRENs Vrede blussede op mod Israel, og han lod dem vanke om i Ørkenen i fyrretyve År, indtil hele den Slægt var gået til Grunde, der gjorde, hvad der var ondt i HERRENs Øjne.
Alzo ontstak des HEEREN toorn tegen Israël, en Hij deed hen omzwerven in de woestijn, veertig jaren, totdat verteerd was het ganse geslacht, hetwelk gedaan had, wat kwaad was in de ogen des HEEREN.
Og se, I træder nu i eders Fædres Fodspor, en Yngel af Syndere, for yderligere at øge HERRENs Vrede mod Israel!
En ziet, gijlieden zijt opgestaan in stede van uw vaderen, een menigte van zondige mensen, om de hittigheid van des HEEREN toorn tegen Israël te vermeerderen.
men selv vil vi ruste os til Kamp og drage i Spidsen for Israelitterne, til vi har bragt dem hen til deres Sted; imens skal vore Familier blive i de befæstede Byer i Ly for Landets indbyggere.
Maar wij zelven zullen ons toerusten, haastende voor het aangezicht der kinderen Israëls, totdat wij hen aan hun plaats zullen gebracht hebben; en onze kinderen zullen blijven in de vaste steden, vanwege de inwoners des lands.
thi vi vil ikke have Arvelod sammen med dem på den anden Side af Jordan og længere borte, eftersom vi har fået vor Arvelod her på denne Side af Jordan på Østsiden."
Want wij zullen met hen niet erven aan gene zijde van de Jordaan, en verder heen, als onze erfenis ons toegekomen zal zijn aan deze zijde van de Jordaan, tegen den opgang.
hvis alle eders kamprustede Mænd overskrider Jordan for HERRENs Åsyn og bliver der, indtil han har jaget sine Fjender bort fra sit Åsyn,
En een ieder van u, die toegerust is, over de Jordaan zal trekken voor het aangezicht des HEEREN, totdat Hij Zijn vijanden voor Zijn aangezicht uit de bezitting zal verdreven hebben.
og hvis I først vender tilbage, når Landet er undertvunget for HERRENs Åsyn, skal I være sagesløse over for HERREN og Israel, og så skal Landet her blive eders Ejendom for HERRENs Åsyn.
En het land voor het aangezicht des HEEREN ten ondergebracht zij; zo zult gij daarna wederkeren, en onschuldig zijn voor den HEERE en voor Israël, en dit land zal u ter bezitting zijn voor het aangezicht des HEEREN.
men dine Trælle vil drage over og tage Del i Krigen, så mange som er rustet til Kamp for HERRENs Åsyn, således som min Herre har sagt."
Maar uw knechten zullen overtrekken, al wie ten heire toegerust is, voor het aangezicht des HEEREN tot den strijd, gelijk als mijn heer gesproken heeft.
og Moses sagde til dem: "Hvis Gaditerne og Rubeniterne, så mange som er rustet til Kamp for HERRENs Åsyn, går over Jordan sammen med eder og Landet bliver eder underlagt, skal I give dem Gilead i Eje;
En Mozes zeide tot hen: Indien de kinderen van Gad, en de kinderen van Ruben, met ulieden over de Jordaan zullen trekken, een ieder, die toegerust is ten oorlog, voor het aangezicht des HEEREN, als het land voor uw aangezicht zal ten ondergebracht zijn; zo zult gij hun het land Gilead ter bezitting geven.
vi vil, rustede til Kamp for HERRENs Øjne, drage over til Kana'ans Land, men vor Arvelod på den anden Side af Jordan bliver i vort Eje."
Wij zullen toegerust overtrekken voor het aangezicht des HEEREN naar het land Kanaän; en de bezitting onzer erfenis zullen wij hebben aan deze zijde van de Jordaan.
Da gav Moses Gaditerne, Rubeniterne og Josefs Søn Manasses halve Stamme Amoriterkongen Sihons Kongerige og kong Og af Basans kongerige, Landet med Byerne og deres Område, Landets Byer rundt om.
Alzo gaf Mozes hunlieden, den kinderen van Gad, en de kinderen van Ruben, en den halven stam van Manasse, den zoon van Jozef, het koninkrijk van Sihon, koning der Amorieten, en het koninkrijk van Og, koning van Bazan; het land met de steden van hetzelve in de landpalen, de steden des lands rondom.
Og Manasses Søn Makirs Sønner drog til Gilead og erobrede det og drev de der boende Amoriter bort;
En de kinderen van Machir, den zoon van Manasse, gingen naar Gilead, en namen dat in, en zij verdreven de Amorieten, die daarin waren, uit de bezitting.