Τοτε απεκριθησαν και ειπον εμπροσθεν του βασιλεως, Ο Δανιηλ εκεινος, ο εκ των υιων της αιχμαλωσιας του Ιουδα, δεν σε σεβεται, βασιλευ, ουδε την αποφασιν την οποιαν υπεγραψας, αλλα καμνει την δεησιν αυτου τρις της ημερας.
Toen kwamen zij nader, en spraken voor den koning van het gebod des konings: Hebt gij niet een gebod getekend, dat alle man, die in dertig dagen van enigen god of mens iets verzoeken zou, behalve van u, o koning! in den kuil der leeuwen zou geworpen worden? De koning antwoordde en zeide: Het is een vaste rede, naar de wet der Meden en Perzen, die niet mag herroepen worden.