Deuteronomy 31

Daarna ging Mozes heen, en sprak deze woorden tot gans Israël,
Og Moses gikk frem og talte disse ord til hele Israel -
En zeide tot hen: Ik ben heden honderd en twintig jaren oud; ik zal niet meer kunnen uitgaan en ingaan; daartoe heeft de HEERE tot mij gezegd: Gij zult over deze Jordaan niet gaan.
han sa til dem: Jeg er idag hundre og tyve år gammel, jeg kan ikke mere gå ut og inn som før, og Herren har sagt til mig: Du skal ikke komme over Jordan her.
De HEERE, uw God, Die zal voor uw aangezicht overgaan; Die zal deze volken van voor uw aangezicht verdelgen, dat gij hen erfelijk bezit. Jozua zal voor uw aangezicht overgaan, gelijk als de HEERE gesproken heeft.
Herren din Gud vil selv dra frem foran dig, han vil utrydde disse folk for dig, så du kan ta deres land i eie; Josva han skal dra frem foran dig, således som Herren har sagt.
En de HEERE zal hun doen, gelijk als Hij aan Sihon en Og, koningen der Amorieten, en aan hun land, gedaan heeft, die Hij verdelgd heeft.
Og Herren skal gjøre med dem som han gjorde med Sihon og Og, amorittenes konger, dengang han gjorde ende på dem og ødela deres land.
Wanneer hen nu de HEERE voor uw aangezicht zal gegeven hebben, dan zult gij hun doen naar alle gebod, dat ik ulieden geboden heb.
Og Herren skal gi dem i eders vold; og I skal gjøre med dem aldeles som jeg har befalt eder.
Weest sterk en hebt goeden moed, en vreest niet, en verschrikt niet voor hun aangezicht; want het is de HEERE, uw God, Die met u gaat; Hij zal u niet begeven, noch u verlaten.
Vær frimodige og sterke, frykt ikke og reddes ikke for dem! For Herren din Gud går selv med dig, han skal ikke slippe dig og ikke forlate dig.
En Mozes riep Jozua, en zeide tot hem voor de ogen van gans Israël: Wees sterk en heb goeden moed, want gij zult met dit volk ingaan in het land dat de HEERE hun vaderen gezworen heeft, hun te zullen geven; en gij zult het hun doen erven.
Og Moses kalte Josva til sig og sa til ham så hele Israel hørte det: Vær frimodig og sterk! For du skal dra inn med dette folk i det land som Herren tilsvor deres fedre å ville gi dem; og du skal skifte det ut til arv mellem dem.
De HEERE nu is Degene, Die voor uw aangezicht gaat; Die zal met u zijn; Hij zal u niet begeven, noch u verlaten; vrees niet, en ontzet u niet.
Og Herren, han som drar foran dig, han skal være med dig - han skal ikke slippe dig og ikke forlate dig; du skal ikke frykte og ikke reddes.
En Mozes schreef deze wet, en gaf ze aan de priesteren, de zonen van Levi, die de ark des verbonds des HEEREN droegen, en aan alle oudsten van Israël.
Så skrev Moses op denne lov og overgav den til prestene, Levis sønner, som bar Herrens pakts-ark, og til alle de eldste i Israel.
En Mozes gebood hun, zeggende: Ten einde van zeven jaren, op den gezetten tijd van het jaar der vrijlating, op het feest der loofhutten.
Og Moses bød dem og sa: Hvert syvende år, i eftergivelsesåret, på løvsalenes høitid,
Als gans Israël zal komen, om te verschijnen voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, in de plaats, die Hij zal verkoren hebben, zult gij deze wet voor gans Israël uitroepen, voor hun oren;
når hele Israel møter frem for å vise sig for Herrens, din Guds åsyn på det sted han utvelger, da skal du lese op denne lov for hele Israel så de hører på det.
Vergadert het volk, de mannen, en de vrouwen, en de kinderen, en uw vreemdelingen, die in uw poorten zijn; opdat zij horen, en opdat zij leren, en vrezen den HEERE, uw God, en waarnemen te doen alle woorden dezer wet.
Kall folket sammen, mennene og kvinnene og barna og de fremmede som bor i dine byer, så de kan høre det og lære å frykte Herren eders Gud og akte vel på å holde alle ordene i denne lov,
En dat hun kinderen, die het niet geweten hebben, horen en leren, om te vrezen den HEERE, uw God, al de dagen, die gij leeft op het land, naar hetwelk gij over de Jordaan zijt heengaande, om dat te erven.
og deres barn som ikke kjenner den, kan få høre den og lære å frykte Herren eders Gud alle de dager I lever i det land som I nu drar til over Jordan og skal ta i eie.
En de HEERE zeide tot Mozes: Zie, uw dagen zijn genaderd, om te sterven; roep Jozua, en stelt ulieden in de tent der samenkomst, dat Ik hem bevel geve. Zo ging Mozes, en Jozua, en zij stelden zich in de tent der samenkomst.
Og Herren sa til Moses: Se, nu lider det mot den dag du skal dø; kall på Josva og still eder frem ved sammenkomstens telt, forat jeg kan gi ham mine befalinger. Og Moses og Josva gikk frem og stilte sig ved sammenkomstens telt.
Toen verscheen de HEERE in de tent, in de wolkkolom; en de wolkkolom stond boven de deur der tent.
Da åpenbarte Herren sig ved teltet i en skystøtte, og skystøtten stod ved inngangen til teltet.
En de HEERE zeide tot Mozes: Zie, gij zult slapen met uw vaderen; en dit volk zal opstaan, en nahoereren de goden der vreemden van dat land, waar het naar toe gaat, in het midden van hetzelve; en het zal Mij verlaten en vernietigen Mijn verbond, dat Ik met hetzelve gemaakt heb.
Og Herren sa til Moses: Når du hviler hos dine fedre, da vil dette folk komme til å holde sig med de fremmede guder i det land de kommer inn i, og de vil forlate mig og bryte min pakt, som jeg har gjort med dem.
Zo zal Mijn toorn te dien dage tegen hetzelve ontsteken, en Ik zal hen verlaten, en Mijn aangezicht van hen verbergen, dat zij ter spijze zijn, en vele kwaden en benauwdheden zullen het treffen; dat het te dien dage zal zeggen: Hebben mij deze kwaden niet getroffen, omdat mijn God in het midden van mij niet is?
Den dag skal min vrede optendes mot dem, og jeg vil forlate dem og skjule mitt åsyn for dem, så de går til grunne, og mangfoldige ulykker og trengsler kommer over dem. Og de skal si på den dag: Er det ikke fordi min Gud ikke er med mig at disse ulykker er kommet over mig?
Ik dan zal Mijn aangezicht te dien dage ganselijk verbergen, om al het kwaad, dat het gedaan heeft; want het heeft zich gewend tot andere goden.
Men jeg vil på den dag skjule mitt åsyn for dem, fordi de har gjort så meget ondt og vendt sig til andre guder.
En nu, schrijft ulieden dit lied, en leert het den kinderen Israëls; legt het in hun mond; opdat dit lied Mij ten getuige zij tegen de kinderen Israëls.
Så skriv nu op for eder denne sang og lær Israels barn den, legg den i deres munn, så den kan være et vidne for mig mot Israels barn.
Want Ik zal dit volk inbrengen in het land, dat Ik zijn vaderen gezworen heb, vloeiende van melk en honig, en het zal eten, en verzadigd, en vet worden; dan zal het zich wenden tot andere goden, en hen dienen, en zij zullen Mij tergen, en Mijn verbond vernietigen.
For jeg vil føre dem inn i det land som jeg har tilsvoret deres fedre, et land som flyter med melk og honning, og når de har ett og er blitt mette og fete, da skal de vende sig til andre guder og dyrke dem og forakte mig og bryte min pakt.
En het zal geschieden, wanneer vele kwaden en benauwdheden hetzelve zullen treffen, dan zal dit lied voor zijn aangezicht antwoorden tot getuige; want het zal uit den mond zijns zaads niet vergeten worden; dewijl Ik weet zijn gedichtsel dat het heden maakt, aleer Ik het inbreng in het land, dat Ik gezworen heb.
Når da mange ulykker og trengsler kommer over dem, da skal denne sang lyde for dem som et vidne - den skal ikke glemmes hos dem som kommer efter, og ikke dø i deres munn. For jeg kjenner de tanker som de går med allerede nu, før jeg fører dem inn i det land jeg har tilsvoret dem.
Zo schreef Mozes dit lied te dien dage, en hij leerde het den kinderen Israëls.
Samme dag skrev Moses op denne sang og lærte Israels barn den.
En Hij gebood Jozua, den zoon van Nun, en zeide: Zijt sterk en heb goeden moed, want gij zult de kinderen Israëls inbrengen in het land, dat Ik hun gezworen heb; en Ik zal met u zijn.
Og han bød Josva, Nuns sønn, og sa: Vær frimodig og sterk! For du skal føre Israels barn inn i det land jeg har tilsvoret dem, og jeg vil være med dig.
En het geschiedde, als Mozes voleind had de woorden dezer wet te schrijven in een boek, totdat zij voltrokken waren;
Da Moses var ferdig med å skrive denne lovs ord i en bok helt til enden,
Zo gebood Mozes den Levieten, die de ark des verbonds des HEEREN droegen, zeggende:
bød han levittene, som bar Herrens pakts-ark, og sa:
Neemt dit wetboek, en legt het aan de zijde van de ark des verbonds des HEEREN, uws Gods, dat het aldaar zij ten getuige tegen u.
Ta denne lovens bok og legg den ved siden av Herrens, eders Guds pakts-ark! Der skal den ligge som et vidne mot dig.
Want ik ken uw wederspannigheid, en uw harden nek. Ziet, terwijl ik nog heden met ulieden leve, zijt gij wederspannig geweest tegen den HEERE; hoe veel te meer na mijn dood!
For jeg kjenner din gjenstridighet og din stive nakke; se, ennu idag mens jeg lever og er iblandt eder, har I vært gjenstridige mot Herren; hvor meget mere da efter min død!
Vergadert tot mij al de oudsten uwer stammen, en uw ambtlieden; dat ik voor hun oren deze woorden spreke, en tegen hen den hemel en de aarde tot getuigen neme.
Kall nu sammen til mig alle de eldste i eders stammer og eders tilsynsmenn, så vil jeg tale disse ord for dem og ta himmelen og jorden til vidne mot dem.
Want ik weet, dat gij het na mijn dood zekerlijk zult verderven, en afwijken van den weg, dien ik u geboden heb; dan zal u dit kwaad in het laatste der dagen ontmoeten, wanneer gij zult gedaan hebben, dat kwaad is in de ogen des HEEREN, om Hem door het werk uwer handen tot toorn te verwekken.
For jeg vet at efter min død vil I forderve eders vei og vike av fra den vei jeg har befalt eder å vandre, og ulykken skal komme over eder i de siste dager, fordi I gjør det som er ondt i Herrens øine, og egger ham til vrede med eders henders verk.
Toen sprak Mozes, voor de oren der ganse gemeente van Israël, de woorden dezes lieds, totdat zij voltrokken waren.
Derefter fremsa Moses denne sang, fra begynnelsen til enden, for hele Israels menighet.