Když oblehneš město některé, za dlouhý čas dobývaje ho, abys je vzal, nezkazíš stromů jeho, sekerou je vytínaje, nebo z nich ovoce jísti budeš; protož jich nevysekáš, (nebo potrava člověka jest strom polní), chtěje užívati jich k obraně své.
Wanneer gij een stad vele dagen zult belegeren, strijdende tegen haar, om die in te nemen, zo zult gij haar geboomte niet verderven, de bijl daaraan drijvende; want gij zult daarvan eten; daarom zult gij dat niet afhouwen (want het geboomte van het veld is des mensen spijze), opdat het voor uw aangezicht kome tot een bolwerk.