et de cornibus decem quae habebat in capite et de alio quod ortum fuerat ante quod ceciderant tria cornua de cornu illo quod habebat oculos et os loquens grandia et maius erat ceteris
En aangaande de tien hoornen die op zijn hoofd waren, en den anderen, die opkwam, en voor denwelken drie afgevallen waren, namelijk dien hoorn, die ogen had, en een mond, die grote dingen sprak, en wiens aanzien groter was, dan van zijn metgezellen.