Ecclesiastes 4

І знов я побачив всі утиски, що чинились під сонцем, і сльоза ось утискуваних, та немає для них потішителя, і насилля з руки, що їх гноблять, і немає для них потішителя...

Daarna wende ik mij, en zag aan al de onderdrukkingen, die onder de zon geschieden; en ziet, er waren de tranen der verdrukten, en dergenen, die geen trooster hadden; en aan de zijde hunner verdrukkers was macht, zij daarentegen hadden geen vertrooster.

І я похвалив тих померлих, що давно повмирали, більш від живих, що живуть дотепер...

Dies prees ik de doden, die alrede gestorven waren, boven de levenden, die tot nog toe levend zijn.

А краще від них від обох тій людині, що досі іще не була, що не бачила чину лихого, що робився під сонцем!

Ja, hij is beter dan die beiden, die nog niet geweest is, die niet gezien heeft het boze werk, dat onder de zon geschiedt.

І я бачив ввесь труд та ввесь успіх учинку, викликає заздрість одного до одного, і це все марнота та ловлення вітру!...

Verder zag ik al den arbeid en alle geschikkelijkheid des werks, dat het den mens nijd van zijn naaste aanbrengt. Dat is ook ijdelheid en kwelling des geestes.

Нерозумний сидить, склавши руки свої, та жере своє тіло,

De zot vouwt zijn handen samen, en eet zijn eigen vlees.

краща повна долоня спокою за повні дві жмені клопоту та за ловлення вітру!...

Een hand vol met rust is beter, dan beide de vuisten vol met arbeid en kwelling des geestes.

І знову я бачив марноту під сонцем:

Ik wendde mij wederom, en ik zag een ijdelheid onder de zon;

Буває самотній, і не має нікого він іншого, сина чи брата у нього нема, та немає кінця всьому зусиллю його, і не насититься око багатством його, і він не повість: Та для кого дбаю і позбавляю добра свою душу? Марнота й оце, і даремна робота воно...

Daar is er een, en geen tweede; hij heeft ook geen kind, noch broeder; nochtans is van al zijn arbeid geen einde; ook wordt zijn oog niet verzadigd van den rijkdom, en zegt niet: Voor wien arbeide ik toch, en doe mijn ziel gebrek hebben van het goede? Dit is ook ijdelheid, en het is een moeilijke bezigheid.

Краще двом, як одному, бо мають хорошу заплату за труд свій,

Twee zijn beter dan een; want zij hebben een goede beloning van hun arbeid;

і якби вони впали, підійме одне свого друга! Та горе одному, як він упаде, й нема другого, щоб підвести його...

Want indien zij vallen, de een richt zijn metgezel op; maar wee den ene, die gevallen is, want er is geen tweede om hem op te helpen.

Також коли вдвох покладуться, то тепло їм буде, а як же зогрітись одному?

Ook, indien twee te zamen liggen, zo hebben zij warmte; maar hoe zou een alleen warm worden?

А коли б хто напав на одного, то вдвох вони стануть на нього, і нитка потрійна не скоро пірветься!

En indien iemand den een mocht overweldigen, zo zullen de twee tegen hem bestaan; en een drievoudig snoer wordt niet haast gebroken.

Ліпший убогий та мудрий юнак, аніж цар старий та нерозумний, що вже осторог не приймає,

Beter is een arm en wijs jongeling, dan een oud en zot koning, die niet weet van meer vermaand te worden.

бо виходить юнак і з в'язниці, щоб зацарювати, хоч у царстві своїм народивсь він убогим!

Want een komt uit het gevangenhuis, om koning te zijn; daar ook een, die in zijn koninkrijk geboren is, verarmt.

Я бачив усіх живих, що ходять під сонцем, на боці цього юнака, цього другого, що став він на місце його.

Ik zag al de levenden wandelen onder de zon, met den jongeling, den tweede, die in diens plaats staan zal.

Немає кінця всьому людові, всьому, що був перед ним, та й наступні не втішаться ним, бо й це теж марнота та ловлення вітру!... Пильнуй за ногою своєю, як до Божого дому йдеш, бо прийти, щоб послухати, це краще за жертву безглуздих, бо не знають нічого вони, окрім чинення зла!

Er is geen einde van al het volk, van allen, die voor hen geweest zijn; de nakomelingen zullen zich ook over hem niet verblijden; gewisselijk, dat is ook ijdelheid en kwelling des geestes. Bewaar uw voet, als gij tot het huis Gods ingaat, en zijt liever nabij om te horen, dan om der zotten slachtoffer te geven; want zij weten niet, dat zij kwaad doen.