Kiam David venis en Maĥanaimon, tiam Ŝobi, filo de Naĥaŝ, el Raba de la Amonidoj, kaj Maĥir, filo de Amiel, el Lo-Debar, kaj Barzilaj, la Gileadano, el Roglim,
En het geschiedde, als David te Mahanaim gekomen was, dat Sobi, de zoon van Nahas, van Rabba der kinderen Ammons, en Machir, de zoon van Ammiël, van Lodebar, en Barzillai, de Gileadiet, van Rogelim,