Zijn zij beschaamd, omdat zij gruwel bedreven hebben? Ja, zij schamen zich in het minste niet, weten ook niet van schaamrood te maken; daarom zullen zij vallen onder de vallenden, ten tijde als Ik hen bezoeken zal, zullen zij struikelen, zegt de HEERE.
De skal bli til skamme, for de har gjort vederstyggelige ting. De hverken skammer sig eller kjenner til blygsel; derfor skal de falle blandt dem som faller; på den tid jeg hjemsøker dem, skal de snuble, sier Herren.