Farao, Ægypterkongen, var draget op, havde indtaget Gezer og stukket det i Brand; alle Kanånæere, der boede i Byen, havde han ladet dræbe og derpå givet sin Datter, Salomos Hustru den i Medgift.
Want Farao, de koning van Egypte, was opgekomen, en had Gezer ingenomen, en haar met vuur verbrand, en de Kanaänieten, die in de stad woonden, gedood, en had haar aan zijn dochter, de huisvrouw van Salomo, tot een geschenk gegeven.