Vyslyšiž modlitbu mou, Hospodine, a volání mé přijmi v uši své; neodmlčujž se kvílení mému, nebo jsem příchozí a podruh u tebe, jako i všickni otcové moji. [ (Psalms 39:14) Ponechej mne, ať se posilím, prvé než bych se odebral, a již zde více nebyl. ]
Hoor, HEERE! mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, gelijk al mijn vaders. Wend U van mij af, dat ik mij verkwikke, eer dat ik heenga, en ik niet meer zij.