ולו אחים בני יהושפט עזריה ויחיאל וזכריהו ועזריהו ומיכאל ושפטיהו כל אלה בני יהושפט מלך ישראל׃
En hij had broederen, Josafats zonen, Azarja, en Jehiel, en Zecharja, en Azarjahu, en Michaël, en Sefatja; deze allen waren zonen van Josafat, den koning van Israël.