Wie is zij, die daar opklimt uit de woestijn, en liefelijk leunt op haar Liefste? Onder den appelboom heb ik u opgewekt, daar heeft u uw moeder met smart voortgebracht, daar heeft zij u met smart voortgebracht, die u gebaard heeft.
Hvem er hun som kommer op fra ørkenen, støttende sig på sin elskede? - Under epletreet vekket jeg dig; der blev din mor forløst med dig, der blev hun forløst, hun som fødte dig.