Protož veselte se nebesa, a kteříž přebýváte v nich. Běda těm, jenž přebývají na zemi a na moři; nebo ďábel sstoupil k vám, maje hněv veliký, věda, že krátký čas má.
Hierom bedrijft vreugde, gij hemelen, en gij, die daarin woont! Wee dengenen, die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is tot u afgekomen, en heeft groten toorn, wetende, dat hij een kleinen tijd heeft.