Kto by też pojął siostrę swoję, córkę ojca swego, albo córkę matki swej, i widziałby sromotę jej, i ona by widziała sromotę jego, rzecz haniebna jest; przetoż wytraceni będą przed oczyma synów ludu swego; sromotę siostry swej odkrył, nieprawość swoję poniesie.
En als een man zijn zuster, de dochter zijns vaders, of de dochter zijner moeder, zal genomen hebben, en hij haar schaamte gezien, en zij zijn schaamte zal gezien hebben, het is een schandvlek; daarom zullen zij voor de ogen van de kinderen huns volks uitgeroeid worden; hij heeft de schaamte zijner zuster ontdekt, hij zal zijn ongerechtigheid dragen.