Zij hebben koningen gemaakt, maar niet uit Mij; zij hebben vorsten gesteld, maar Ik heb het niet gekend; van hun zilver en hun goud hebben zij voor zichzelven afgoden gemaakt, opdat zij uitgeroeid worden.
Вони ставлять царя, але не від Мене, вони князя ставлять, але Я не знаю! Вони з срібла свого та із золота свого божків наробили собі, щоб загинути,