Gij, HEERE, zult hen bewaren; Gij zult hen behoeden voor dit geslacht, tot in eeuwigheid. De goddelozen draven rondom, wanneer de snoodsten van des mensenkinderen verhoogd worden.
Du, Herre, vil bevare dem, du vil vokte dem for denne slekt evindelig. Rundt omkring svermer de ugudelige, når skarn er ophøiet blandt menneskenes barn.