Ik breng dezen vloek voort, spreekt de HEERE der heirscharen, dat hij kome in het huis van den dief, en in het huis desgenen, die bij Mijn Naam valselijk zweert; en hij zal in het midden zijns huizes overnachten, en hij zal het verteren, met zijn houten en zijn stenen.
Vynesu je, praví Hospodin zástupů, aby došlo na dům zloděje, a na dům přisahajícího skrze jméno mé falešně; anobrž bude bydliti u prostřed domu jeho, a docela zkazí jej, i dříví jeho i kamení jeho.