Kad te Jahve, Bog tvoj, uvede u zemlju u koju ideš da je zaposjedneš i kad ispred tebe otjera mnoge narode: Hetite, Girgašane, Amorejce, Kanaance, Perižane, Hivijce i Jebusejce - sedam naroda brojnijih i jačih od tebe -
Wanneer u de HEERE, uw God, zal gebracht hebben in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven; en Hij vele volken voor uw aangezicht zal hebben uitgeworpen, de Hethieten, en de Girgasieten, en de Amorieten, en de Kanaänieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten, zeven volken, die meerder en machtiger zijn dan gij;