Jonathánnak pedig, a Saul fiának volt egy sánta fia (öt esztendős vala, mikor Jezréelből hír jött Saul és Jonathán felől, és felvevé őt a dajkája, hogy elszaladjon *vele;* lőn pedig, hogy mikor a *dajka* gyorsan futott, elesett, és megsántula), ennek neve vala Méfibóset.
En Jonathan, Sauls zoon, had een zoon, die geslagen was aan beide voeten; vijf jaren was hij oud als het gerucht van Saul en Jonathan uit Jizreël kwam; en zijn voedster hem opnam, en vluchtte; en het geschiedde, als zij haastte, om te vluchten, dat hij viel en kreupel werd; en zijn naam was Mefiboseth.