Kial vi malĝojas, ho mia animo?
Kaj kial vi konsterniĝas en mi?
Esperu al Dio;
Ĉar ankoraŭ mi dankos Lin,
La savanton de mia vizaĝo kaj mian Dion.
Ik gedenk daaraan, en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte.