Joshua 22

Toen riep Jozua de Rubenieten, en de Gadieten, en den halven stam van Manasse,
אז יקרא יהושע לראובני ולגדי ולחצי מטה מנשה׃
En hij zeide tot hen: Gijlieden hebt onderhouden alles, wat u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft; en gij zijt mijner stem gehoorzaam geweest in alles, wat ik u geboden heb.
ויאמר אליהם אתם שמרתם את כל אשר צוה אתכם משה עבד יהוה ותשמעו בקולי לכל אשר צויתי אתכם׃
Gij hebt uw broederen niet verlaten nu langen tijd, tot op dezen dag toe; maar gij hebt waargenomen de onderhouding der geboden van den HEERE, uw God.
לא עזבתם את אחיכם זה ימים רבים עד היום הזה ושמרתם את משמרת מצות יהוה אלהיכם׃
En nu, de HEERE, uw God, heeft uw broederen rust gegeven, gelijk Hij hun toegezegd had; keert dan nu wederom, en gaat gij naar uw tenten, naar het land uwer bezitting, hetwelk u Mozes, de knecht des HEEREN, gegeven heeft op gene zijde van de Jordaan.
ועתה הניח יהוה אלהיכם לאחיכם כאשר דבר להם ועתה פנו ולכו לכם לאהליכם אל ארץ אחזתכם אשר נתן לכם משה עבד יהוה בעבר הירדן׃
Alleenlijk neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft, dat gij den HEERE, uw God, liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden houdt, en Hem aanhangt, en dat gij Hem dient met uw ganse hart en met uw ganse ziel.
רק שמרו מאד לעשות את המצוה ואת התורה אשר צוה אתכם משה עבד יהוה לאהבה את יהוה אלהיכם וללכת בכל דרכיו ולשמר מצותיו ולדבקה בו ולעבדו בכל לבבכם ובכל נפשכם׃
Alzo zegende hen Jozua, en hij liet hen gaan; en zij gingen naar hun tenten.
ויברכם יהושע וישלחם וילכו אל אהליהם׃
Want aan de helft van den stam van Manasse had Mozes een erfdeel gegeven in Bazan; maar aan de andere helft van denzelven gaf Jozua een erfdeel bij hun broederen, aan deze zijde van de Jordaan westwaarts. Verder ook als Jozua hen liet trekken naar hun tenten, zo zegende hij hen.
ולחצי שבט המנשה נתן משה בבשן ולחציו נתן יהושע עם אחיהם מעבר הירדן ימה וגם כי שלחם יהושע אל אהליהם ויברכם׃
En hij sprak tot hen, zeggende: Keert weder tot uw tenten met veel rijkdom, en met zeer veel vee, met zilver, en met goud, en met koper, en met ijzer, en met zeer veel klederen; deelt den roof uwer vijanden met uw broederen.
ויאמר אליהם לאמר בנכסים רבים שובו אל אהליכם ובמקנה רב מאד בכסף ובזהב ובנחשת ובברזל ובשלמות הרבה מאד חלקו שלל איביכם עם אחיכם׃
Alzo keerden de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse wederom, en togen van de kinderen Israëls, van Silo, dat in het land Kanaän is, om te gaan naar het land van Gilead, naar het land hunner bezitting, in hetwelk zij bezitters gemaakt waren, naar den mond des HEEREN, door den dienst van Mozes.
וישבו וילכו בני ראובן ובני גד וחצי שבט המנשה מאת בני ישראל משלה אשר בארץ כנען ללכת אל ארץ הגלעד אל ארץ אחזתם אשר נאחזו בה על פי יהוה ביד משה׃
Toen zij kwamen aan de grenzen van de Jordaan, die in het land Kanaän zijn, zo bouwden de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse aldaar een altaar aan de Jordaan, een altaar groot in het aanzien.
ויבאו אל גלילות הירדן אשר בארץ כנען ויבנו בני ראובן ובני גד וחצי שבט המנשה שם מזבח על הירדן מזבח גדול למראה׃
En de kinderen Israëls hoorden zeggen: Ziet, de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse hebben een altaar gebouwd, tegenover het land Kanaän, aan de grenzen van de Jordaan, aan de zijde der kinderen Israëls.
וישמעו בני ישראל לאמר הנה בנו בני ראובן ובני גד וחצי שבט המנשה את המזבח אל מול ארץ כנען אל גלילות הירדן אל עבר בני ישראל׃
Als de kinderen Israëls dit hoorden, zo verzamelde de ganse vergadering der kinderen Israëls te Silo, dat zij tegen hen optogen met een heir.
וישמעו בני ישראל ויקהלו כל עדת בני ישראל שלה לעלות עליהם לצבא׃
En de kinderen Israëls zonden aan de kinderen van Ruben, en aan de kinderen van Gad, en aan den halven stam van Manasse, in het land Gilead, Pinehas, den zoon van Eleazar, den priester;
וישלחו בני ישראל אל בני ראובן ואל בני גד ואל חצי שבט מנשה אל ארץ הגלעד את פינחס בן אלעזר הכהן׃
En tien vorsten met hem, van ieder vaderlijk huis een vorst, uit al de stammen van Israël; en zij waren een ieder een hoofd van het huis hunner vaderen over de duizenden van Israël.
ועשרה נשאים עמו נשיא אחד נשיא אחד לבית אב לכל מטות ישראל ואיש ראש בית אבותם המה לאלפי ישראל׃
Toen zij tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot den halven stam van Manasse kwamen, in het land Gilead, zo spraken zij met hen, zeggende:
ויבאו אל בני ראובן ואל בני גד ואל חצי שבט מנשה אל ארץ הגלעד וידברו אתם לאמר׃
Alzo spreekt de ganse gemeente des HEEREN: Wat overtreding is dit, waarmede gijlieden overtreden hebt tegen den God van Israël, heden afkerende van achter den HEERE, mits dat gij een altaar voor u gebouwd hebt, om heden tegen den HEERE wederspannig te zijn?
כה אמרו כל עדת יהוה מה המעל הזה אשר מעלתם באלהי ישראל לשוב היום מאחרי יהוה בבנותכם לכם מזבח למרדכם היום ביהוה׃
Is ons de ongerechtigheid van Peor te weinig, van dewelke wij niet gereinigd zijn tot op dezen dag, hoewel de plaag in de vergadering des HEEREN geweest is?
המעט לנו את עון פעור אשר לא הטהרנו ממנו עד היום הזה ויהי הנגף בעדת יהוה׃
Dewijl gij u heden van achter den HEERE afkeert, het zal dan geschieden, als gij heden wederspannig zijt tegen den HEERE, zo zal Hij Zich morgen grotelijks vertoornen tegen de ganse gemeente van Israël.
ואתם תשבו היום מאחרי יהוה והיה אתם תמרדו היום ביהוה ומחר אל כל עדת ישראל יקצף׃
Maar toch, indien het land uwer bezitting onrein is, komt over in het land van de bezitting des HEEREN, waar de tabernakel des HEEREN woont, en neemt bezitting in het midden van ons; maar zijt niet wederspannig tegen den HEERE, en zijt ook niet wederspannig tegen ons, een altaar voor u bouwende, behalve het altaar van den HEERE, onzen God.
ואך אם טמאה ארץ אחזתכם עברו לכם אל ארץ אחזת יהוה אשר שכן שם משכן יהוה והאחזו בתוכנו וביהוה אל תמרדו ואתנו אל תמרדו בבנתכם לכם מזבח מבלעדי מזבח יהוה אלהינו׃
Heeft niet Achan, de zoon van Zerah, overtreding begaan met het verbannene, en kwam er niet een verbolgenheid over de ganse vergadering van Israël? En die man stierf niet alleen in zijn ongerechtigheid.
הלוא עכן בן זרח מעל מעל בחרם ועל כל עדת ישראל היה קצף והוא איש אחד לא גוע בעונו׃
Toen antwoordden de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse, en zij spraken met de hoofden der duizenden van Israël:
ויענו בני ראובן ובני גד וחצי שבט המנשה וידברו את ראשי אלפי ישראל׃
De God der goden, de HEERE, de God der goden, de HEERE, Die weet het; Israël zelf zal het ook weten! Is het door wederspannigheid, of is het door overtreding tegen den HEERE, zo behoudt ons heden niet;
אל אלהים יהוה אל אלהים יהוה הוא ידע וישראל הוא ידע אם במרד ואם במעל ביהוה אל תושיענו היום הזה׃
Dat wij ons een altaar zouden gebouwd hebben, om ons van achter den HEERE af te keren, of om brandoffer en spijsoffer daarop te offeren, of om dankoffer daarop te doen, zo eise het de HEERE.
לבנות לנו מזבח לשוב מאחרי יהוה ואם להעלות עליו עולה ומנחה ואם לעשות עליו זבחי שלמים יהוה הוא יבקש׃
En zo wij dit niet uit zorg vanwege deze zaak gedaan hebben, zeggende: Morgen mochten uw kinderen tot onze kinderen spreken, zeggende: Wat hebt gij met den HEERE, den God van Israël, te doen?
ואם לא מדאגה מדבר עשינו את זאת לאמר מחר יאמרו בניכם לבנינו לאמר מה לכם וליהוה אלהי ישראל׃
De HEERE heeft immers de Jordaan tot landpale gezet tussen ons en tussen ulieden, gij, kinderen van Ruben, en gij, kinderen van Gad! gij hebt geen deel aan den HEERE. Zo mochten uw kinderen onze kinderen doen ophouden, dat zij den HEERE niet vreesden.
וגבול נתן יהוה ביננו וביניכם בני ראובן ובני גד את הירדן אין לכם חלק ביהוה והשביתו בניכם את בנינו לבלתי ירא את יהוה׃
Daarom zeiden wij: Laat ons toch voor ons maken, bouwende een altaar, niet ten brandoffer, noch ten offer.
ונאמר נעשה נא לנו לבנות את המזבח לא לעולה ולא לזבח׃
Maar dat het een getuige zij tussen ons en tussen ulieden, en tussen onze geslachten na ons, opdat wij den dienst des HEEREN voor Zijn aangezicht dienen mochten met onze brandofferen, en met onze slachtofferen, en met onze dankofferen; en dat uw kinderen tot onze kinderen morgen niet zeggen: Gijlieden hebt geen deel aan den HEERE.
כי עד הוא בינינו וביניכם ובין דרותינו אחרינו לעבד את עבדת יהוה לפניו בעלותינו ובזבחינו ובשלמינו ולא יאמרו בניכם מחר לבנינו אין לכם חלק ביהוה׃
Daarom zeiden wij: Wanneer het geschiedt, dat zij morgen [alzo] tot ons en tot onze geslachten zeggen zullen; zo zullen wij zeggen: Ziet de gedaante van het altaar des HEEREN, hetwelk onze vaderen gemaakt hebben, niet ten brandoffer, noch ten offer; maar het is een getuige tussen ons en tussen ulieden.
ונאמר והיה כי יאמרו אלינו ואל דרתינו מחר ואמרנו ראו את תבנית מזבח יהוה אשר עשו אבותינו לא לעולה ולא לזבח כי עד הוא בינינו וביניכם׃
Het zij verre van ons, dat wij zouden wederspannig zijn tegen den HEERE, of dat wij te dezen dage ons van achter den HEERE afkeren zouden, bouwende een altaar ten brandoffer, ten spijsoffer, of ten slachtoffer, behalve het altaar van den HEERE, onzen God, dat voor Zijn tabernakel is.
חלילה לנו ממנו למרד ביהוה ולשוב היום מאחרי יהוה לבנות מזבח לעלה למנחה ולזבח מלבד מזבח יהוה אלהינו אשר לפני משכנו׃
Toen de priester Pinehas, en de oversten der vergadering, en de hoofden der duizenden van Israël, die bij hem waren, de woorden hoorden, die de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de kinderen van Manasse gesproken hadden, zo was het goed in hun ogen.
וישמע פינחס הכהן ונשיאי העדה וראשי אלפי ישראל אשר אתו את הדברים אשר דברו בני ראובן ובני גד ובני מנשה וייטב בעיניהם׃
En Pinehas, de zoon van den priester Eleazar, zeide tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot de kinderen van Manasse: Heden weten wij, dat de HEERE in het midden van ons is, dewijl gij deze overtreding tegen den HEERE niet begaan hebt; toen hebt gijlieden de kinderen Israëls verlost uit de hand des HEEREN.
ויאמר פינחס בן אלעזר הכהן אל בני ראובן ואל בני גד ואל בני מנשה היום ידענו כי בתוכנו יהוה אשר לא מעלתם ביהוה המעל הזה אז הצלתם את בני ישראל מיד יהוה׃
En Pinehas, de zoon van den priester Eleazar, keerde wederom met de oversten van de kinderen van Ruben, en van de kinderen van Gad, uit het land Gilead, naar het land Kanaän, tot de kinderen Israëls; en zij brachten hun antwoord weder;
וישב פינחס בן אלעזר הכהן והנשיאים מאת בני ראובן ומאת בני גד מארץ הגלעד אל ארץ כנען אל בני ישראל וישבו אותם דבר׃
Het antwoord nu was goed in de ogen van de kinderen Israëls, en de kinderen Israëls loofden God, en zeiden niet [meer] van tegen hen op te trekken met een heir, om het land te verderven, waarin de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad woonden.
וייטב הדבר בעיני בני ישראל ויברכו אלהים בני ישראל ולא אמרו לעלות עליהם לצבא לשחת את הארץ אשר בני ראובן ובני גד ישבים בה׃
En de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad noemden dat altaar: Dat het een getuige zij tussen ons, dat de HEERE God is.
ויקראו בני ראובן ובני גד למזבח כי עד הוא בינתינו כי יהוה האלהים׃