En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik tot u gesproken heb.
A aj, já jsem s tebou, a ostříhati tě budu, kamžkoli půjdeš, a přivedu tě zase do země této; nebo neopustím tebe, až i učiním, což jsem mluvil tobě.