[] Akılsız içinden, “Tanrı yok!” der.
İnsanlar bozuldu, iğrençlik aldı yürüdü,
İyilik eden yok.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand, die goed doet.