Dewijl Efraïm een vaars is, gewend gaarne te dorsen, zo ben Ik over de schoonheid van haar hals overgegaan; Ik zal Efraïm berijden, Juda zal ploegen, Jakob zal voor zich eggen.
Efra'im er en opøvd kvige, som gjerne vil treske, men jeg legger et åk på dens fagre hals; jeg vil spenne Efra'im for, Juda skal pløie, Jakob skal harve.