Hij gaat op naar Baith en Dibon, en naar Bamoth, om te wenen; over Nebo en over Medeba zal Moab huilen; op al hun hoofden is kaalheid, aller baard is afgesneden.
Uspinju se u hram dibonski, na uzvišice da plaču; nad Nebom i nad Medebom Moab nariče! Sve su glave ostrižene, a sve brade obrijane;
Zo Hesbon als Eleale schreeuwt, hun stem wordt gehoord tot Jahaz toe; daarom maken de toegerusten van Moab een geschrei, eens iegelijks ziel in hem is kwalijk gesteld.
Jauču Hešbon i Eleala, do Jahasa jauk se čuje. Zato dršću bokovi Moabu, strepi duša njegova;
Mijn hart schreeuwt over Moab, haar grendelen zijn naar Zoar toe, de driejarige vaars; want hij gaat op met geween naar den opgang van Luhith, want op den weg naar Horonaim verwekken zij een jammergeschrei.
srce Moabovo jeca, bjegunci mu idu do Soara. Da, uz brdo Luhit uspinju se plačući; putem horonajimskim razliježe se jauk nad propašću.
Want de wateren van Dimon zijn vol bloeds, want Ik zal Dimon nog meer toeschikken: te weten leeuwen over de ontkomenen van Moab, mitsgaders over het overblijfsel des lands.
Da! Vode dimonske krvi su pune, i još jednu nesreću dodajem Dimonu: jednog lava na moapske bjegunce i na preživjele u zemlji.