Om nogen af Israels Hus eller af de fremmede, der bor iblandt dem, nyder noget Blod, så vender jeg mit Åsyn mod den, der nyder Blodet, og udrydde1 ham af hans Folk.
En een ieder uit het huis Israëls, en uit de vreemdelingen, die in het midden van hen als vreemdelingen verkeren, die enig bloed zal gegeten hebben, tegen diens ziel, die dat bloed zal gegeten hebben, zal Ik Mijn aangezicht zetten, en zal die uit het midden haars volks uitroeien.